Hoe ziet een gedragstest eruit
 
       
                             
       

Hoe ziet een gedragstest eruit

Allereerst moet je weten dat er 2 factoren zijn die in een test naarvoren kunnen komen. Aangeboren gedrag en aangeleerd gedrag. Je moet dus goed weten wat je wanneer wil testen en hier is enige kennis van de hond nodig. In een puppytest testen we het aangeboren gedrag. Dit is ook de reden dat het op 7 weken moet gebeuren aangezien de hond dan net tussen het goed ontwikkelde aangeboren gedrag en het aangeleerde gedrag inzit. de pup is volop bezig met gedrag aanleren maar heeft nog geen dingen aangeleerd die manipulerend zijn voor de test. Met 7 weken is een van de laatste weken dat de pup nog in het nest zit en voor dat hij bij zijn nieuwe eigenaar komt die hem vanalles aan gaat leren. Ik zal uitleggen hoe een test eruitziet met als eerste voorbeeld de puppytest.

   
                             
       

Allereerst moet je je gaan afvragen wat je wil testen. In dit geval wil ik testen welke pup het meest geschikt is voor mij . Daarvoor moet ik mezelf eerst gaan vragen wat ik met de hond wil. Wat moet hij kunnen als hij later groot is. Moet hij rustig voor de openhaard liggen afgewisseld met een wandeling op zondag en savonds gezellig samen op de bank tv kijken, kortgezegt een huishond, of wil ik een hond die geschikt is voor behendigheid en obedience, kortgezegt een werkhond. In mijn geval wil ik een leergierige werkhond want ik wil later kampioen behendigheid worden.

   
                             
       

Een test bestaat uit meerdere kleine testjes. Om die testjes te bedenken ga ik mezelf ook weer dingen vragen die belangerijk zijn voor de test.

Omdat ik in de behendigheid bij wedstrijden veel andere honden tegen kom. Vind ik het belangerijk dat mijn hond sociaal is. dit word mijn eerste vraag. Is de hond sociaal?

Omdat behendigheid intensief is wil ik ook een energieke hond. vraag 2 is dus is mijn hond een energiek hondje?

Omdat ik een beetje een schokbestendige hond wil, wil ik ook weten hoe hij dingen overzich heen laat komen. vraag 3.

Daarnaast is behendigheid een teamsport tussen baas en hond. vraag 4 wordt, is mijn hond baasgericht?

Er moet natuurlijk ook gewerkt worden en ik wil dus ook de werkwilligheid testen. vraag 5.

Ook wil ik testen of mijn hond snel is afgeleid en hoeveel invloed dat op hem heeft. vraag 6.

Ook wil ik nog weten of de hond zelfstandig kan werken. Hij moet immers op afstand te besturen zijn en niet al aan z'n baas kleven. dit word vraag 7.

Tot slot wil ik weten of de hond goed problemen kan oplossen. vraag 8.

 

   
                             
       

Ik heb nu 7 dingen die ik zoiezo wil testen. dit zijn dus 7 kleine testjes in de puppytest.

Nu is dit slechts een voorbeeld. Er is namenlijk een gestandariseerde puppytest. De Campell test is een gestandariseerde test waar veel puppytesten op gebaseerd zijn. De Campell test heeft 5 punten die getest worden. Als eerste worden de pup gelokt en wordt er gekeken hoe snel hij komt. Hierna wordt er gekeken of de pup mee wil lopen. met deze twee dingen meet je de sociale binding van een pup. De 3de test is het op de rug leggen van de pup (dwang). Bij de 4de wordt de pup nadrukkelijk geaaid, en tot slot wordt in de 5de test de pup opgetilt. Deze laatste 3 testjes word er gekeken of de pup meegaand is of misschien wel dominant. Deze testjes neem ik mee in mijn puppytest.

   
                             
       

Alle vragen nog even op een rijtje.

1. Is de hond sociaal
2. Is de hond energiek
3. Is de hond "schokbestendig"
4. Is de hond baasgericht
5. Is de hond werkwillig
6. Hoeveel invloed heeft de omgeving op mijn hond. is hij snel afgeleid.
7. Kan mijn hond zelfstandig dingen ondernemen.
8. Hoe is de hond met het oplossen van een probleem/situatie

   
                             
       

De eerste stap is gezet. Ik heb wat vragen die ik beantwoord wil hebben. Nu is het zaak daar passende testjes voor te vinden. Gelukkig, zoals ik net al aangaf, Is er al een gestandariseerde puppentest. Dat scheelt maar weer. Hier ga ik ook gebruik van maken. Het is nu zaak om de testjes uit te werken zodat ik ze ook kan uitvoeren. Ik moet vooraf goed bedenken waar ik naar moet kijken omdat ik daar tijdens het testen geen tijd meer voor heb..

   
                             
       

Testje 1. Is de hond sociaal.

Ik ben bij de fokker van mijn toekomstige hond en wil uit dit nest het hondje hebben die het dichts bij mijn gewenste resultaat komt. Ik begin mijn test met het nest te observeren.
Ik probeer eerst een algemene indruk te krijgen door te kijken naar hoe de pups tegenover elkaar zijn en tegenover de moederhond. Moet de moederhond een pupje corrigeren, zit er eentje steeds buiten de groep. welk hondje neemt initiatief in bijvoorbeeld spel. Ook kijk ik naar de moederhond omdat de puppen in eerste instantie haar gedrag copieren als het op de eerste sociaalheid aankomt. Ik wil een hondje die niet opvalt in de groep. dus niet degene die de bengel van de groep is, maar ook niet degene die afgezonderd zit.

   
                             
       

Test 2. Is de hond energiek.

Hier ga ik het 1ste testje van Campell voor gebruiken. het lokken van de pup. Ik kies 1 pup uit die ik wil testen. (als ik klaar ben kies ik een volgende. Ik test ze dus individueel.) Ik roep de pup en kijk of, hoe en hoesnel hij naar me toe komt. Ik zoek een pupje die snel naar me toe komt.

   
                             
       

Test 3. Is de hond schokbestendig

ofterwijl hoe laat hij dingen over zich heen komen. Hiervoor gebruik ik het 5de campell testje. Ik til de hond op en laat deze eventjes hangen boven de grond. Ik wil weten wat de houding van de hond is (dominant of onderdanig) en of hij het over zich heen laat komen of tegenspartelt. Ik zoek een pupje die het allemaal over zich heen laat komen maar wel een neutrale of iets dominante houding heeft.

Een 2de testje dus eigenlijk test 3A is dat ik de hond op de rug leg (campell testje nr3). Ik let op de houding van kop en staart en of de hond het ondergaat of dat hij tegenspartelt. Ik zoek een hond die een neutrale lichaamshouding heeft en die niet tegensparteld.

dan heb ik ook nog een test 3B en dat is dat ik de hond eventjes in zijn lies knijp. Ik kijk hoe de pup reageerd op deze pijnprikkel. wil hij vluchten, kijkt hij alleen of bijt hij misschien. Ik zoek een hond die alleen kijkt waar de pijnprikkel vandaan komt.

   
                             
       

Test 4. Is de hond baasgericht.

Hiervoor gebruik ik Campell testje nr.2 meelopen. Ik lok de pup mee en kijk of en hoe hij meeloopt. vind hij het leuk of niet zo intressant. Ik zoek een hond die het leuk vind en enthousiast een paar passen met me mee loopt.

   
                             
       

test 5. Is de hond werkwillig.

Hiervoor heb ik een propje papier meegenomen. Als de pup de aandacht heeft voor het propje gooi ik het een meter weg en kijk of de hond er achteraan gaat en het wellicht terug komt brengen. Ik zoek een hond die het propje terugbrengt of er inelkgeval zonder twijfel achteraan rent.

   
                             
       

test 6. hoeveel invloed heeft de omgeving op mijn hond.

Hiervoor heb ik een blik met spijkers bij me. Deze laat ik op de grond vallen en kijk naar de schrikreactie van de pup. belangerijker is nog te kijken naar hoe snel hij hersteld. gaat hij het voorwerp onderzoeken of maakt hij zich uit de voeten. Ik zoek een hond die het blik gaat inspecteren of die na de schrik gewoon verder gaat met wat hij aan het doen was..

   
                             
       

test 7. kan mijn hond zelf dingen ondernemen.

Hiervoor zet ik hem in een vreemde omgeving (de tuin bijvoorbeeld) en kijk ik hoe hij reageert. zoekt hij de bescherming van mensenvoeten of gaat hij op onderzoek uit. en als hij op onderzoek uit gaat, blijft hij dan aan de rand of zoekt hij het midden van het terrein op. Ik zoek een hond die op onderzoek uitgaat maar wel aan de rand blijft.

   
             

Test 8. kan de hond een probleem oplossen.

Hiervoor zet ik hem achter gaas. dit gaas heb ik in een vierkant gezet waarvan de achterkant open is. De pup zit in het vak en ik ga ervoor staan en roep de pup. Ik kijk nu naar of de pup de oplossing kan vinden door terug te lopen en via de achterkant uit het vak en dan naar mij toe te komen. Ook let ik op de houding van de pup en zijn gedrag.

 

-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-

             

Omdat de pup niet in slomotion dingen uitvoert gaat het testen allemaal heel snel achter elkaar. Ik moet dus zorgen dat ik het zo op papier heb dat ik doormiddel van checks aan kan vinken wat de hond doet. Het beste is als er getest wordt om 1 tester en 1 schrijver te hebben.

Om de dingen makkelijk te kunnen vinken ga ik voor elke pup een apart papier maken waar ik de testscores op aan kan vinken. Zo'n scoreformulier wordt ook wel een protocol genoemd. om dit aan te kunnen vinken is enige ervaring van lichaamstaal nodig om te beoordelen wat een hond precies doet. Het is dus goed om een paar keer te oefenen met testen op honden voor je het voor het echie doet.

             
  binnenkort meer.....  
           
                         
                tot slot het laatste onderdeel, training